tekst-verhaal

De slag bij Lidl

Pandemie 1,

      Cor parkeerde zijn auto op de parkeerplaats voor de supermarkt. Zijn hoofd was nog gevuld met tropische deuntjes, zon en zwierende rieten rokjes. Hij stapte uit en liep fluitend naar de ingang. De koude wind streek over zijn gebruinde huid en liet de witte donshaartjes op zijn onderarmen overeind staan. Hij huiverde.

       

       Zijn vlucht vanaf Honolulu was voorspoedig verlopen en bijna leeg. Hij had de rij van 3 stoelen volledig voor zichzelf gehad, waardoor hij languit had kunnen slapen.

       

       De tijd op Hawaii was een lange en onbezorgde droom geweest. Hij had zich bewust in een isolement geplaatst, zijn mobiel uitgezet en was gestopt met het volgen van het nieuws. Het had zijn hoofd leeg gemaakt. Dat ontspannen gevoel wilde hij zo lang mogelijk vast houden en daarom had hij zijn vrienden en familie nog niet laten weten dat hij die ochtend op Schiphol geland was. Ze zouden hem toch maar lastig vallen met hun kleinburgerlijke zorgen en gezeur. Maar zijn koelkast thuis stond een leegte te koelen en daarom had hij besloten eerst boodschappen te doen. Aan de vele geparkeerde auto’s en fietsen te zien was hij niet de enige.

De geur van zweet drong in zijn neusgaten en overstemde het aroma van versgebakken brood die gewoonlijk op deze afdeling hing.

        

       Terwijl de automatische deuren voor hem open zoefden, klonken er gehaaste voetstappen achter hem. Met een harde dreun beukte een man hem aan de kant en stoof voor hem uit de gangpaden in. Geërgerd trok Cor zijn fel gekleurde bloemenblouse weer recht. In de supermarkt was het druk. Mensen krioelden als mieren langs de producten en gaven elkaar weinig ruimte. Vastbesloten om zich niet te laten opjagen, betrad hij met geheven hoofd de winkel. In zijn linkerhand droeg hij een boodschappenmandje en in het rechter een stuk papier met daarop de producten die hij wilde halen. Hij hield zich altijd stipt aan de lijst zodat hij geen dingen zou halen die hij niet nodig had en liep een systematische route. Hij begon bij de chips. Net toen hij een grote zak geribbelde naturelchips wilde pakken, boog een andere klant zich snel voor hem langs en griste de snack voor hem weg. Het was net de laatste. Er was vandaag opvallend minder keus dan anders: in de schappen waren grote gaten gevallen. Hij legde een zak met een andere smaak in zijn mandje en mopperde binnensmonds op de luie vakkenvullers. Nederland wekte nu al enige wrevel bij hem en dat irriteerde hem. Als reiziger stond hij boven dit soort ergernissen. Sereen schreed hij verder door het eerste gangpad, meditatie-oefeningen in zijn hoofd herhalend, maar hij kwam gelijk in het gedrang terecht. Cor probeerde de anderen te negeren, maar ze drukten zich tegen hem aan of wurmden zich langs hem heen. Mensen begonnen te duwen en te trekken en in zijn rug reed een metalen kar hard tegen zijn hielen. De man die hem bestuurde schreeuwde: ‘Ga aan de kant man! Lul, laat me erlangs!’ In de chaos die nu ontstond, had hij voor een kort moment oogcontact met een vrouw die twee kleine kinderen om haar nek had hangen. Hij schrok van haar blik. Er had zich een dierlijke angst op haar gezicht afgetekend die haar lelijk maakte. Ze zag hem ook niet staan, maar werkte zich brullend naar de afbakbroodjes achter hem. De geur van zweet drong in zijn neusgaten en overstemde het aroma van vers brood die gewoonlijk op deze afdeling hing. Hij besloot om het halfje boerenbruin van zijn lijst te schrappen.

      

        In het tweede gangpad was het wat rustiger bij de groente- en fruitafdeling. Hij legde bananen en appels in zijn mand en slenterde verder. Veel van wat hij zocht, was er niet. Hij zag supermarktmedewerkers zenuwachtig van en naar het magazijn rennen en vanachter de plastic deur hoorde hij de manager hard vloeken. De hoge metalen karren op wielen, die gewoonlijk uitpuilden van de voorraden, waren leeg. Zo gauw een vakkenvuller iets in een schap legde, bogen drie klanten zich als slangen om hem heen om alles te plunderen. Een puber in een blauw supermarktuniform was de pakken suiker aan het bijvullen en barstte in tranen uit toen een oude man zich rochelend en hoestend langs hem heen werkte. Het vakantiegevoel was bij dit aanzicht volledig verdwenen en Cor wilde zo snel mogelijk weg.

De mannen stopten pas toen ze elkaars ogen dicht hadden geslagen en elkaar niet meer konden raken, omdat ze niks meer zagen.

        

        Aan het einde van de gang zag hij twee mannen worstelen. Tussen hen in zweefde een pak bloem waar ze allebei met vertrokken gezichten aan rukten. De papieren verpakking scheurde en ineens waren ze omhuld door een witte poederwolk die zacht op hun haar en schouders neerdaalde. Ze keken beteuterd naar de grond. Nog voordat Cor hen wist te bereiken, begonnen ze op elkaars hoofden te slaan met hun boodschappenmanden. De paar producten die daar in zaten, vlogen door de lucht en Cor moest bukken om een pak Bami te ontwijken. Daarna pakte hij het op en legde het in zijn eigen mandje. Met onverholen woede bleven de mannen op elkaar inslaan en rode strepen verschenen op voorhoofden en wangen. Het harde plastic bleek sterker dan de broze huid. De mannen stopten pas toen ze elkaars ogen dicht hadden geslagen en elkaar niet meer konden raken, omdat ze niks meer zagen. Cor wilde niet bij een gevecht betrokken raken en passeerde zo stil mogelijk de twee mannen.

       

        De zijkanten van het derde gangpad waren praktisch doorzichtig geworden. De schappen waren leeg tot aan de grond en daarmee bood de winkel een desolate indruk. Toen Cor de hoek om kwam, belandde hij onmiddellijk in kluwen vechtende mensen. Plastic tassen wapperden als vliegers door de lucht om dan ineens een snoekduik richting zijn hoofd te maken. Hij voelde de gladde synthetische stof over zijn wangen glijden. Tegelijk werd hij geschopt en geslagen. Een jonge man ramde zijn elleboog in zijn gezicht en sprong daarna in de richting van zijn half gevulde mandje. Cor probeerde de jongen als een hond bij zijn nog niet aangeschafte bezittingen vandaan te trappen. Andere burgers begonnen de lege schappen af te breken. De metalen steunbalken die hierbij los kwamen werden opgeraapt en als wapens ter hand genomen. De scherpe stangen brachten lelijke verwondingen toe. Cor begreep niet waarom iedereen aan het vechten was, maar het lukte hem om de jongen bij zijn boodschappen weg te trappen. Toen was hij ineens blind. Een blauw-gele waas trok voor zijn ogen en hij kon er niet aan ontsnappen. Overal waar hij keek zag hij dezelfde kleuren en rook hij dezelfde kunstmatige geur. Plastic plakte aan zijn bezwete huid. Er was een opbouwende druk rond zijn nek en vlakbij zijn rechteroor klonk er constant hoog en hysterisch gegil. Hij kreeg het benauwd en ging steeds zwaarder ademen. Cor begreep niet wat er gebeurde. Zijn ogen puilden uit. Zijn linkerhand had met zoveel kracht het hengsel van zijn mand vastgehouden dat de kunststof in zijn palmen had gesneden, maar nu lieten zijn verkrampte vingers het los. Hij bracht zijn handen naar zijn hals en die tastten over twee gemanicuurde vrouwenhanden die met veel geweld zijn keel aan het dicht knijpen waren. Iemand had een tas over zijn hoofd getrokken. In welke bocht hij zich ook wrong, hij wist niet te ontkomen aan de knellende handen. Toen het zwarte sterren voor zijn ogen begon te regenen, klauwde hij naar zijn gezicht en scheurde met een harde ruk het plastic kapot. De handen verdwenen.

Plat gestampte melkpakken hadden een nattig rivierenstelsel op de grond achter gelaten en hij lag precies in een witte plas.

        

       Luid kuchend viel Cor op de plavuizen vloer. Plat gestampte melkpakken hadden een nattig rivierenstelsel op de grond achter gelaten en hij lag precies in een witte plas. Reusachtige lijven torenden boven hem uit en bleven met metaal op elkaar hameren alsof ze spijkers waren. Andere mensen vielen ook. Op handen en voeten kroop hij over ze heen en besmeurde zijn Hawaii blouse met melk en bloed.

        

        In de razende stroom van radeloosheid stond er één mens stil. Een oude vrouw in een lange beige jas stond kalm met haar leren handtas bij de pastasauzen. Ze glimlachte naar Cor. Ze had een glimlach die voor even alle zorgen uit de wereld leek weg te nemen en hem geruststelde. Een jong meisje rende op de vrouw af en haar gerimpelde hand stak ze in de tas. Het was alsof ze een rol pepermunt pakte om een snoepje aan één van haar kleinkinderen te geven, maar er verscheen een flikkerend broodmes. Terwijl ze Cor met dezelfde warme glimlach aan bleef kijken, stak ze het meisje neer. Daarna legde ze een zesde pak bolognesesaus bovenop de pastazakken die ze al op de bodem van haar tas verzameld had. Cor sprong op en vluchtte van haar weg.

Het was alsof ze een rol pepermunt pakte om een snoepje aan één van haar kleinkinderen te geven, maar er verscheen een flikkerend broodmes.

      

        Hij belandde achter een omgevallen koelcel in het laatste gangpad. Het rook er naar vuur. Zijn boodschappenlijstje hield hij krampachtig vast in de palm van zijn vuist. Het was een besmeurd en gescheurd vod geworden. Over het intercomsysteem van de supermarkt werd via krakerige boxen steeds dezelfde boodschap herhaald: ‘Zonder wc-papier zult u niet overleven! Zonder wc-papier zult u niet overleven!’ De stem klonk vervormd en metalig. De andere klanten, die langs zijn schuilplaats renden, trokken een divers scala aan wapens en begonnen te schieten. Een helse kakofonie aan pistoolschoten, knallende geweren en ontploffingen beukten op zijn trommelvliezen. Ergens begon een mitrailleur te ratelen. Voorzichtig spiekte Cor over de rand en hij zag een brandend niemandsland. Woedende mensen sprongen over rokende kraters en klauterden over kleine hopen lichamen. Ze renden allemaal in dezelfde richting. Vlak voor de kassa’s stond een man die zijn winkelkarretje had volgeladen met tientallen pakken wc-papier. De toiletrollen vormden een kleine berg waar hij nauwelijks over heen kon kijken. Er was een ware stormloop ontstaan en Cor vocht zich naar voren. Zijn boodschappenlijst dwarrelde op de grond. De luidsprekers bleven krakend hun boodschap herhalen, maar werden overstemt door het gedreun van de explosies. Cor struikelde en vond een rocketlauncher aan zijn voeten. Hij raapte hem op, richtte het wapen op de kar met het reetveegpapier en drukte af. Met een grote steekvlam boorde de raket zich in het weerloze metaal en explodeerde. Als confetti vlogen brandende toiletrollen door de lucht. Juichend rende hij naar de plaats van impact. Veel van het papier was in vlammen opgegaan, maar hij kon nog een redelijk intacte rol vinden. Het was voor de helft verkoold. Over de ruïnes van de kassa’s klom hij omhoog naar de uitgang terwijl de kogels om zijn oren floten. Een dikke vrouw die een trolley vol boodschappen achter haar zware lichaam aansleepte, zat hem op de hielen. Ze wilde alles afpakken wat hij had en hij haatte haar. Cor zag rode vlekken verschijnen op haar blouse doordat ze in haar rug getroffen werd door kogels. Terwijl hij met de wc-rol onder zijn arm naar buiten rende, schreeuwde hij achterom naar de vrouw die ter aarde stortte: ‘Krijg de Corona!’

        

        De volgende ochtend stopte er vroeg een grote vrachtwagen achter de supermarkt. De schappen werden bijgevuld en er was meer dan genoeg voor iedereen. Een overvloed.