Op een ochtend, vlak nadat hij zijn ochtendplas had gedaan, kon Mark zich niet meer herinneren hoe hij zijn handen moest wassen. Hij stond voor het aanrecht, omdat hij nog wel een vage notie had van waar de handeling plaats moest vinden, maar toen hij zijn handen in de richting van de kraan bracht, slaagden zijn hersenen er niet in de juiste signalen naar zijn vingers te sturen. De metalen wasbak glom fel in het licht van de langzaam opkomende zon. Zijn handen bleven er besluiteloos boven hangen.
In eerste instantie besteedde Mark er niet zoveel aandacht aan en hij ging gewoon naar Het Kantoor om te werken. Daar likte hij enveloppen dicht om ze vervolgens weer open te snijden met een brievenopener. Soms moest hij de boeken op het kantoor van de directeur dichtnieten, als hij alle enveloppen uit het magazijn had gehad. Het was dan zeer belangrijk dat hij voor het einde van de werkdag de nieten weer uit de kaften had gepunnikt. Een spannende uitdaging. Maar dat waren uitzonderlijke opdrachten. Vandaag was het een werkdag zoals alle andere en proefde hij de lijmresten op zijn tong.
Mark had een zeer kleine blaas en dat resulteerde in geregelde toiletbezoeken. Zijn collega’s zagen hem vaak door de grijze gangen sloffen terwijl hij zijn gulp al open ritste. Ze besteedden weinig aandacht aan hem, omdat ze op hun cruciale werkzaamheden geconcentreerd waren of constant de nieuwspagina van straks.nl zaten te refreshen.
Nu hij niet meer wist hoe hij zijn handen moest wassen, werd plassen een sociaal ongemakkelijke onderneming.
Nu hij niet meer wist hoe hij zijn handen moest wassen, werd plassen een sociaal ongemakkelijke onderneming. Hij stond voor een wit urinoir en had, zoals de ongeschreven regel dicteerde, een lege toiletpot tussen hem en een andere gebruiker gelaten. Nadat hij zorgvuldig was uitgedruppeld, schudde hij aan zijn piemel om er zeker van te zijn dat er geen urine in zijn boxer zou lekken. Hij knoopte zijn broek dicht en draaide zich om. Daar stonden allemaal collega’s, die hij vaag van gezicht kende, braaf en uitgebreid hun handen te wassen. Ook al sprak hij ze nooit, hij vond het toch belangrijk wat ze van hem vonden. Ze vormden de vertrouwde entourage van het bordkartonnen leven waar hij zo gewend aan was geraakt. Via de brede spiegel loerden ze naar hem. Wat ging hij doen? Nonchalant probeerde hij bij de anderen af te kijken hoe zij hun handen schoon kregen. Door de zenuwen begon hij te zweten. Het hielp niet. Het leek wel alsof iedereen met een ingewikkeld wiskundig ritueel bezig was en dat hij de enige was die het niet begreep.
‘s Avonds lag hij op de bank en keek hij naar zijn favoriete soapserie. Het viel hem ineens op hoe vaak de hoofdrolspelers in ‘onderweg naar het einde’ hun handen wassen. Hij bracht zijn vingers naar zijn lippen. Na een dag niet wassen, roken ze al naar pis.
Had hij ooit een ezelsbruggetje bedacht? Had hij het ergens opgeschreven? Had hij op enig moment preventieve maatregelen genomen om op deze onwetendheid voorbereid te zijn? Al een week lang had hij koortsachtig zijn flat doorzocht. Had hij ook maar iets gedaan in de tijd dat het zo vanzelfsprekend leek om te weten hoe hij zijn handen moest wassen? Hij kon op niks komen.
Op maandag zat Mark onder het systeemplafond weer lege enveloppen dicht te likken.
Het leek hem essentieel alles zo lang mogelijk te blijven doen zoals hij het altijd al deed. In de weken na de bewuste ochtend was hij zijn vaste routine blijven volgen. Op maandag zat Mark onder het systeemplafond weer lege enveloppen dicht te likken. Op zijn bureau had hij links een stapel liggen voor open enveloppen en rechts een voor de dichtgeplakte. Gewoonlijk verplaatste hij de hele dag enveloppen van de ene naar de andere stapel, maar dat werd de laatste tijd steeds moeilijker. Zijn productiviteit kelderde, omdat de producten aan de toppen van zijn vingers bleven plakken. Zijn handen lieten vettige vlekken achter op het papier. Het was duidelijk te zien in het scherpe tl-licht.
Om de priemende blikken en de schaamte zoveel mogelijk te ontlopen, was hij gestopt met drinken. Hij dronk zo min mogelijk water tijdens kantooruren en bier had hij volledig in de ban gedaan. Een beperkte inname van vloeistoffen, beperkte het aantal toiletbezoeken. Toiletten waren van een veilige plek om even te schuilen voor de sleur naar een hel van veroordeling gegaan. Zo gauw hij de chef zijn afdeling zag betreden, dook hij weg onder het tafelblad. Om vijf voor vijf ging hij naar huis.
Ongeveer een maand later had Mark zijn functioneringsgesprek en dat nam een onverwachte wending. Hij werd ontslagen. Tenminste, dat dacht hij, want hij moest thuis blijven, maar werd wel doorbetaald. Hij had nog voorgesteld om zijn werkzaamheden thuis voort te zetten, maar dat scheen niet nodig te zijn. Hij had geen doel meer.
Hij pulkte dagelijks het vuil onder zijn nagels vandaan en legde dat op kleine hoopjes op de eettafel.
In huis heersten stilte en verveling. Alles wat er aan vermaak in de kamers te vinden was, had hij gelezen, bekeken of gespeeld. Mark pulkte dagelijks het vuil onder zijn nagels vandaan en legde dat op kleine hoopjes op de eettafel. Aan het einde van de dag zoog hij het op met zijn kruimeldief. Zijn handen waren zwart van alle viezigheid die eraan was blijven kleven. Ze stonken. Mensen begonnen het van een paar meter afstand te ruiken. Zijn moeder was na een kort bezoek van hem ziek geworden en niemand wilde meer met hem afspreken. Hij begon het besef van tijd te verliezen en wist niet meer precies hoeveel dagen hij al binnen zat. Om niet langzaam gek te worden, ging hij naar buiten.
Hij besloot te gaan wandelen in een park waar veel oudere mensen hun honden uitlieten. Hij vond bejaarden er altijd aardig en benaderbaar uitzien. Vandaag zou hij iedereen die hij tegenkwam vriendelijk groeten en proberen een praatje te maken. Misschien lukte het hem wel om een nieuwe vriend te maken. Het groene gras baadde in zonlicht en een verkoelende bries streek aangenaam over zijn huid. Over een slingerend schelpenpad naderde een vrouw die een kleine chihuahua aan de lijn had. Toen hij dichtbij kwam, liep ze met een grote boog om hem heen en vervolgde ze haar weg. Verbijsterd bleef Mark staan. Hij kreeg niet eens de kans om iets te zeggen. Hij draaide zich om en zette de achtervolging in. Ze begon steeds sneller van hem weg te lopen. Hij werd wanhopig. Gillend rende hij achter haar aan: ‘Praat met me! Praat met me! Praat met me!’ Hij werd misselijk van de geur van zijn eigen handen.