tekst-verhaal

Hier schijnt altijd de zon

Pandemie 4,

        De man sloeg de stroken doorzichtig plastic, die de grens tussen buiten en binnen aangaven, aan de kant en betrad het exotische paradijs. Er heerste een streng gereguleerd tropisch klimaat en hij begon onmiddellijk te zweten. Het elastiek van zijn vaalgele zwembroek was uitgelubberd doordat het te lang onder spanning had gestaan van zijn buik en daardoor had het kledingstuk de neiging langzaam af te zakken. Met een nonchalance die een gedachteloze routine verried trok hij de zwembroek tot net over zijn navel. Hier voelde hij zich thuis. Zijn onvrede over de situatie had de bezoeker uit zijn huis gedreven. Hij zag vakantie als zijn heilig recht en er was geen oorlog, crisis of virus die hem zou tegenhouden om met vele anderen op dezelfde manier in dezelfde periode te recreëren. Hij had het verdiend.

         

        De bezoeker wandelde het oerwoud in en streek met zijn vingers over de vreemde structuur van de bladeren. Kinderen stoven lachend langs zijn benen, hij hoorde vogels fluiten en hij kon de zomerhit van dit seizoen maar niet uit zijn hoofd krijgen. Neuriënd bestudeerde hij de vegetatie. De onnatuurlijk felle kleuren van deze jungle trokken hem aan. Hij stak zijn neus in een roze bloem en snoof vol overgave in de verwachting te worden verrast door een zoet aroma. Het enige wat hij rook was de penetrante geur van chloor. De plant leefde niet en dat gaf niet, want zo bleef hij altijd mooi.

Buiten lag het grauwe polderlandschap dat verdween achter gordijnen van motregen.

        

         Hij slenterde verder zonder een specifiek doel. In de verte ontwaarde hij een berg waarlangs crèmekleurige rotsblokken zo gedrapeerd waren dat ze onwillekeurig een trap naar boven vormden. Hij besloot hem te beklimmen. Bovenaan kwam de bezoeker erachter dat hij niet de enige was met dit idee. De top was gevuld met meer mensen zoals hijzelf. Burgers op de vlucht voor de werkelijkheid. Hun droomwereld werd zorgvuldig in stand gehouden door airconditioning, een kunststoffen decor en de bereidwilligheid om te geloven dat er een buitenland was in het binnenland. Hier was de fantasie leidend. Buiten lag het grauwe polderlandschap dat verdween achter gordijnen van motregen. Als de bezoeker zijn oren spitste kon hij de regendruppels horen tikken op de ruiten van het glazen dak. Om het getik uit de kakofonie van gillende kinderen en klaterende watervallen te filteren was concentratie nodig. Maar hij wilde het niet horen. Brullend stortte hij zich van de kronkelende waterglijbaan die uitkwam in een woeste en azuurblauwe zee: het golfslagbad.